Van Duolingo:
- De muizen eten kaas. – The mice eat cheese.
- We lezen de menu’s. – We read the menus.
- Je hebt de aardbeien. – You have the strawberries..
- Koeien eten geen appels. – Cows don’t eat apples.
- schapen en een hond – sheep and a dog
- De jongen eet aardbeien – The boy eats strawberries.
- De schildpadden zijn dieren. – The turtles are animals.