Van Duolingo:
- Zijn huis staat in de vallei. – His house is in the valley.
- Hij ziet de binnenkant. – He sees the inside.
- De grond is bruin. – The ground is brown.
- Het is de kust. – It is the coast.
- Het is een oud museum. – It is an old museum.
- Ik betaal voor de museums. – I pay for the museums.
- Het kanaal leidt naar het park. – The canal leads to the park.